Kibboets Kfar Etzion: een tragisch bloedbad en het uiteindelijk succesvolle herstel
Israël kent een schat aan historische en unieke bezienswaardigheden. Van archeologische vondsten tot adembenemende natuurgebieden, indrukwekkende musea en gedenktekens. Op rondreis naar Israël bezoeken we naast de absolute hoogtepunten ook de iets minder bekende plaatsen. Dankzij onze jarenlange ervaring hebben wij de mooiste bezienswaardigheden in Israël ontdekt, en deze delen wij graag met jou. Met vandaag in deze blog: de kibboets Kfar Etzion en het daaraan voorafgaande tragische bloedbad. Wil jij zelf mee op reis naar Israël? Bekijk dan onze Israël reizen!
De ligging van kibboets Kfar Etzion
Kfar Etzion is vandaag bekend als een kibboets in Israël op de Westelijke Jordaanoever, gelegen in de regio van Judea en Samaria, op zeventien kilometer ten zuiden van de hoofdstad Jeruzalem en op twee kilometer ten westen van de weg tussen Jeruzalem en Hebron. Op dit moment wonen er zo’n 480 mensen in de leefgemeenschap, vanaf het moment van heroprichting van de kibboets; wat gebeurde vlak na de Zesdaagse Oorlog.
Oorspronkelijk echter, is de kibboets al gesticht in 1943, toen met name voor defensieve en landbouwactiviteiten. Kfar Etzion behoorde samen met drie andere in de buurt gelegen kibboetsen, tot het ‘’Gush Etzion blok’’. De betrekkingen tussen de inwoners, zowel de kolonisten als de lokale Arabieren waren tot mei 1948 nog betrekkelijk goed, zodanig dat ze bij elkaars bruiloften aanwezig waren.
Hoe een tweedaagse strijd tot een bloedbad leidde
Na een periode van relatieve rust kwam hier verandering in op 13 mei 1948, net één dag vóór de Israëlische onafhankelijkheidsverklaring. Er vond namelijk na deze datum een strijd van twee dagen plaats, waarin de Joodse bewoners van de kibboets samen met de militairen van de Haganah (burger militairen) Kfar Etzion moesten beschermen tegenover een combinatie van enerzijds het Arabische Legioen en anderzijds lokale Arabieren. Volgens Martin Gilbert (een Britse historicus en auteur van meer dan tachtig boeken, onder meer over de Holocaust en de Joodse geschiedenis), zijn van de 129 Haganah militairen en Joodse bewoners vijftien omgebracht. Dit nadat ze zich overgaven. Vermoedelijk toen ze zich verzamelden op een binnenplaats en vervolgens op hen werd geschoten.
De meerderheid kwam op dat moment direct om, hoewel het ook een gedeelte lukte om te ontsnappen. Helaas was deze poging tevergeefs. Zij werden achternagezeten en gedood. Slechts enkele gevangenen overleefden het bloedbad, die uiteindelijk op transport werden gezet naar Transjordanië. Vrijwel direct na de overgave van haar bewoners werd de kibboets leeggehaald en vernield. De drie andere kibboetsiem-leden van het Gush Etzion blok, besloten zich de dag erop over te geven en werden als krijgsgevangenen naar Jordanië overgeplaatst.
Slachtoffers van de tragedie werden een periode lang niet begraven, tot op het moment dat -anderhalf jaar later- de regering in Jordanië Shlomo Goren (een Israëlische rabbijn) goedkeurde de lichamen te verzamelen. Hierna werden ze begraven op de berg Herzl, in Jeruzalem waar nu ook de nationale militaire begrafenis is gevestigd. De mensen die het bloedbad overleefden in het Etzionblok moesten uiteindelijk wonen in huizen die voorheen op naam stonden van lokale Arabieren, in de wijk Jaffa om precies te zijn.
Het beruchte verdelingsplan
Op 29 november 1947 werd door de VN (Verenigde Naties) een omstreden besluit genomen, namelijk een verdelingsplan voor de Palestijnse gebieden. Dit besluit had tot gevolg dat het Gush Etzion blok in een gebied werd geplaatst dat volledig Arabisch is, ook niet binnen de grenzen van de door de VN zo gewilde Arabische staat. Door deze overgangsperiode werd er overigens ook niet toegestaan dat Joden er zouden wonen. Het leverde nog een ander probleem op, met name voor de Arabieren die op dat moment verbleven in Hebron. Het Gush Etzion blok was in hun ogen een ‘’buitenaardse invasie’’, omdat het op grond gebeurde die feitelijk al heel lang Arabisch ‘eigendom’ was.
Terwijl het blok oorspronkelijk was gebouwd op land waarvan de Joden de wettelijke eigenaar waren, doordat het zowel door hen was gekocht (in 1928) als door hen was ingenomen door middel van een ingewikkelde (verplichte) wetsontwijking in 1942. Henry Laurens, een Franse professor met een specialisatie in de Arabische wereld, beweerde daarentegen dat de kibboets Kfar Etzion in december al met militaire beschietingen begon door een in de buurt gelegen Arabisch dorp te vernietigen.
Vertrek van de Haganah militairen
Een optocht van mensen werd op 10 december in Bethlehem, onderweg naar het blok Gush Etzion, om de tuin geleid waarna 10 van de 26 reizigers en begeleiders werden vermoord. De Haganah nam het besluit, op advies van Yigal Yadin, om te vertrekken uit de gebieden om verschillende redenen. Ondanks het feit dat op 5 januari kinderen en sommige vrouwen uit het gebied waren gehaald door Britse militairen, en David Shaltiel de Israëlische leger – en inlichtingenofficier dit ook had geadviseerd.
In de maanden die voorafgingen aan 15 mei, schoten Haganah militairen in de kibbutzim van het Etzion blok meerdere keren op burgers van Arabische afkomst en op het Britse verkeer die ook aanwezig was (inclusief het transport), dat zich tussen Jeruzalem en Hebron bevond. Dit deden zij voornamelijk in opdracht van de Arabische militairen die wilden vechten om de stad Jeruzalem. Op twee data, te weten 12 april en 3 mei, werden legers van het Arabische Legioen in een kuil gelokt en werden diverse legerofficieren omgebracht of raakten gewond door de militairen uit het Gush Etzion blok. De soldaten van Kfar Etzion waren dus indirect bij het conflict betrokken van 12 april.
Succesvol herstel van Kfar Etzion
Volgens de versie van Israël, waren er enkele tientallen verdedigers (de haverim) van Kfar Etzion die de strijdbijl begroeven en samenkwamen op de binnenplaats op 13 mei. Hier werd vervolgens onaangekondigd op ze geschoten. De verdedigers die niet al bij de eerste kogels gedood werden, probeerden te ontsnappen en zich te verbergen of deden een poging om opnieuw hun wapens op te pakken. Uit een verklaring blijkt dat de hoofdgroep, die bestond uit zo’n 50 verdedigers werd omsingeld door een enorm aantal Arabische eenheden, die ‘’Deir Yassin!’’ riepen en de Joden opdroegen te gaan zitten, weer op te staan en weer plaats te nemen. Vlak daarna werden opeens door iemand schoten gelost op de Jod
en met een machinegeweer.
Een bekende Israëlische politicoloog (Meron Benvenisti) beweerde dat er handgranaten in een kelder werden gegooid, waar er een groep van ongeveer 50 mensen het leven liet die zich hier hadden verstopt. Vervolgens werd het gebouw opgeblazen. Echter beweerden andere bronnen dan weer dat er 20 vrouwen die onderdoken in dezelfde kelder werden omgebracht en volgens David Ohana werden er op de laatste dag zo’n 127 Israëlische strijders vermoord.
Kfar Etzion: de eerste Israëlische nederzetting op de Westelijke Jordaanoever
Het uiteindelijke succesvolle herstel van Kfar Etzion begon ten slotte pas op 28 oktober 1949, toen het Arabische dorp al-Dawayima werd ingenomen door het 89e Commando Bataljon van de IDF. Er werd door hen een bloedbad veroorzaakt in Al-Dawayima, aangezien op hun beurt de bewoners werden aangekeken voor het bloedbad in Kfar Etzion. Er zijn hier ongeveer tussen de 80-100 en de 100-200 Arabische inwoners vermoord.
Vlak nadat het Gush Etzion blok viel, werd het een nationaal beeld van zionistisch verzet en martelaarschap onder de Israëlische bevolking. Dit zal waarschijnlijk ook een belangrijk symbool blijven voor de bevolking. Op de datum waarop het bloedbad plaatsvond; 13 mei 1948, wordt nu de herdenkingsdag van Israël gehouden. Tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 werd de plaats van het Etzion blok weer succesvol door Israël ingenomen. De in 1948 uit het blok geëvacueerde kinderen, organiseerden een openbare campagne voor de heroprichting van het blok en Levi Eshkol (toentertijd de premier van Israël) gaf hiervoor toestemming. Kfar Etzion werd uiteindelijk in september 1967 opnieuw als kibboets opgericht, en wel als de eerste Israëlische nederzetting op de Westelijke Jordaanoever direct na de oorlog.